Fase 3. Hoofd- en deelvragen
Hoofdvraag:
Er zijn verschillende soorten vragen:
• Beschrijvende vraag: het antwoord op een beschrijvende vraag is een beschrijving van een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling.
Bijvoorbeeld: op welke wijze beïnvloedt ICT de werkgelegenheid binnen de regio Gelderland?
Bijvoorbeeld: op welke wijze beïnvloedt ICT de werkgelegenheid binnen de regio Gelderland?
• Verklarende vraag: het antwoord op een verklarende vraag is een verklaring voor een
gebeurtenis of ontwikkeling.
Bijvoorbeeld: waarom Amazon met drones pakketjes gaan bezorgen?
Bijvoorbeeld: waarom Amazon met drones pakketjes gaan bezorgen?
• Analyserende vraag: het antwoord op een analyserende vraag laat zien welke processen aan een gebeurtenis of ontwikkeling ten grondslag liggen en wat de gevolgen van een bepaalde maatregel of gebeurtenis zijn.
Bijvoorbeeld: hoe komt hetdat geheugencapaciteit nog steeds exponentieel groeit?
Bijvoorbeeld: hoe komt hetdat geheugencapaciteit nog steeds exponentieel groeit?
• Meningsvraag: als je een meningsvraag beantwoordt, geef je jouw mening of de mening van iemand anders over een bepaald onderwerp. Het gaat er dan niet alleen om wat je ergens van vindt, maar ook waarom je dat vindt.
Bijvoorbeeld: is het geoorloofd een school te hacken?
De hoofdvraag moet aan de volgende eisen voldoen:
• Niet te globaal: hoe algemener de vraag, des te meer informatie je moet zoeken en hoe meer onderzoekstijd je nodig hebt.
• Duidelijk afgebakend: het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?).
• Eenduidig: hij is maar op één manier uit te leggen.
• Haalbaar: hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen.
oefening
Deelvragen:
De deelvragen helpen je om structuur aan te brengen in je onderzoek én in je verslag. Bovendien verkleinen deelvragen de kans dat je iets over het hoofd ziet.
Wat zijn goede deelvragen?
• Deelvragen moeten aan dezelfde eisen voldoen als de hoofdvraag.
• Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen. Je moet geen deelvragen stellen die niet nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.
• Deelvragen zijn minder complex dan de hoofdvraag.
• Ze moeten in een logische volgorde staan:
o Chronologisch.
o Zodat ze een lopend verhaal opleveren.
o In volgorde van complexiteit: eerst beschrijvende, dan verklarende enz.
• Het aantal deelvragen moet niet te groot zijn. Beperk je tot 5-7 deelvragen.
Het formuleren van de hoofdvraag en de deelvragen is een lastig karwei. Maar onthoud dat je gaandeweg altijd je vragen kunt veranderen of bijstellen!
bron: https://maken.wikiwijs.nl/userfiles
/04940180ee51d138aba91622862213231b7af2e4.pdf
Doel | Centrale vraag | Onderzoeksmethode(n) |
Beschrijven | Wat? | Analyse van bestaand materiaal, Enquête, Inhoudsanalyse |
Definiëren | Welke kenmerken…? | Observatie, Analyse van bestaand materiaal, Enquête, Literatuuronderzoek |
Verklaren | Waarom of hoe komt het dat…? | Literatuuronderzoek, Observatie, Enquête, Experiment |
Voorspellen | Welke ontwikkelingen of welke verwachtingen? | Literatuuronderzoek, Analyse van bestaand materiaal, Experiment |
Vergelijken/exploreren | Wat is de samenhang of wat is het verschil? Hoe zit … in elkaar? | Literatuuronderzoek, Observatie, Enquête,Experiment,Tekstinterpretatie/analyse, Discussie en dialoog, Rollenspel en simulatie, Training |
Evalueren | Hoe wordt … beoordeeld? | Literatuuronderzoek, Enquête, Interviews |
Ontwikkelingen volgen | Welke trends zijn waar te nemen? | Monitor, Indexering |
Bron: Mertens, J. (2013) Praktijkonderzoek voor bachelors. Leidraad voor studenten bij het (af)studeren in het competentiegericht hbo. Bussum: Coutinho