Fase 1. Probleemanalyse
De volgende vragen kunnen je helpen de probleemanalyse goed te definiëren (Verhoeven 2007):
Hulpvragen (6 W’s)
- Wat is het probleem? Je bekijkt wat er niet wenselijk of onaanvaardbaar is.
- Wie heeft het probleem? Je bekijkt wie het probleem heeft: wie zijn de betrokkenen?
- Wanneer is het een probleem? Je bekijkt wanneer het probleem is ontstaan of wanneer het zich voordoet.
- Waarom is het een probleem? Je probeert te achterhalen wat de gevolgen van het probleem zijn.
- Waar doet het probleem zich voor? Je bekijkt of je bepaalde probleemgebieden kunt aanwijzen, welke plekken, gebieden, onderdelen zijn meer of minder belangrijk?
- Wat is de aanleiding? Je bekijkt hoe het probleem is ontstaan. Je achterhaalt de geschiedenis van het onderwerp.